Geloven anno nu


Mij valt het nog wel eens moeilijk om te blijven geloven in de mensheid – misschien herkent u dat gevoel wel. Wanneer ik zie wat mensen elkaar allemaal aandoen bijvoorbeeld. Wanneer ik weer eens teleurgesteld ben in een ander of in mezelf. Wanneer ik de krant opensla of wanneer hartverscheurende beelden zich via een scherm aan me opdringen. Op dat soort momenten is mijn geloof in mensen soms ver weg.
En in plaats van de vraag naar ons geloof in God is misschien eerder nog de omgekeerde vraag in het geding. Zoals Loesje – van de bekende posters – het ooit formuleerde: Zou God nog in ons geloven?
Zou God nog in ons geloven? Eigenlijk is die vraag al sinds mensenheugenis actueel. En ook het verhaal van Jona roept die vraag op. Wanneer zelfs Gods eigen personeel – om het zo maar eens te zeggen – op de vlucht slaat, dan is het ernstig gesteld met de mensheid.

Jona’s vlucht

Jona (de naam betekent duif) is geroepen om Gods boodschap naar de bewoners van Ninevé te brengen. Als een postduif die uit de hemel een bericht van de Allerhoogste moet brengen. Geen vrolijk bericht overigens, maar een woord van waarschuwing. Het bericht dat het zo niet verder kan en dat het spaak zal lopen als de mensen toch zo doorgaan. Dat bericht moet de kleine profeet gaan overbrengen. Maar hij wil niet, zo vertelt het verhaal, en daarom slaat hij op de vlucht. Hij gaat precies de tegenovergestelde richting uit. Ver weg – zo denkt hij – van het aangezicht van God en van zijn eigen roeping.

En dan weten we eigenlijk meteen al dat deze vlucht een heilloze weg zal zijn. Want je kunt voor veel dingen wegvluchten, maar niet voor God en ook niet voor jezelf en voor datgene waartoe je geroepen bent. Daaraan kun je niet ontsnappen, omdat ze in jezelf zitten. Dat het niet gaat lukken met die vlucht van Jona, dat kunnen we dus op onze klompen aanvoelen.

Waarom?
Maar daaraan voorafgaand dringt nog een andere vraag zich bij mij op: Waarom slaat Jona eigenlijk op de vlucht, waarom wil hij niet aan zijn opdracht voldoen? De tekst geeft er in deze fase van het verhaal geen antwoord op, wat mij de ruimte geeft om daar zelf eens over door te peinzen. Denkt Jona dat het zinloos zal zijn? Gelooft hij niet dat de inwoners van Ninevé zich nog zullen bekeren? Dat ze nog willen en kunnen veranderen? Is hij een pessimist zonder geloof in de mens? Of gelooft hij misschien niet meer in zichzelf? Betwijfelt hij of zijn woorden en zijn aanwezigheid krachtig genoeg zijn om het verschil te maken?

(Te) grote genade
Later in het verhaal noemt Jona wel een reden waarom hij niet naar Ninevé ging. Hij voorvoelde al, zo zegt hij, dat God met de hand over zijn hart zou strijken. En daar was de profeet het al bij voorbaat mee oneens. Het is zo kleinmenselijk allemaal: niet meer te geloven in de goedheid van anderen, je eigen kracht niet meer zien. En stiekem maar hopen dat een ander er eens goed van langs krijgt. Eigenlijk zien we dat bij sommige mensen soms liever dan dat die persoon een tweede (of derde, of tiende) kans krijgt. En wat zou het soms fijn zijn wanneer ook God eens volgens onze maatstaven zou opereren.

Andere blik
Maar de Eeuwige, zoals we Hem in de bijbel leren kennen, kijkt dikwijls heel anders dan mensen. Hij ziet vooral ook nieuwe kansen en mogelijkheden. Hij gelooft nog altijd in ons, ook waar wij het zelf nauwelijks meer geloven. En waar er nog een enkeling, hoe klein ook, te vinden is die het goede doet, daar ziet God een opening voor de hele mensheid.
Een kleine daad van goedheid brengt een wereld van verandering op de gang. Daarom is geen enkele goede daad – hoe klein ook – ooit tevergeefs gedaan. God gelooft in mensen en in zijn spoor mogen wij in onszelf en in elkaar geloven. Dat is een belangrijk thema dat ik uit dit mooie Bijbelboek haal.

ds. Rianne van der Nagel-Meter

Downloaden Kruiskerk-app

t,b,v, Apple ios en Android
app store 117x35
google play 116x35