De zeven werken van barmhartigheid
Afgelopen Aswoensdag 22 februari is de Veertigdagentijd begonnen. In de Veertigdagentijd staan we stil bij het leven van Jezus. Als ultieme daad van liefde gaf Hij zijn leven en stond Hij op uit de dood. De hoop die dát geeft, geven we door: door goed te doen voor de mensen om ons heen. Jezus heeft ons laten zien wat het liefhebben van onze naasten inhoudt. Als een richtlijn om dit liefhebben in de praktijk te brengen, kijken we vaak naar een tekst uit Matteüs 25. Daar staat: “Wat je ook gedaan hebt aan de minste van mijn broeders, dat heb jij aan mij gedaan.” Oftewel: wie omkijkt naar zijn naaste, heeft begrepen waar het God werkelijk om te doen is.
In de traditie van de kerk zijn de zes daden die Jezus noemt in Matteüs 2 - aangevuld met een zevende daad uit het apocriefe boek Tobit - gaandeweg de zeven werken van barmhartigheid gaan heten. ‘Wees barmhartig.’ Het is de samenvatting van de belangrijkste opdracht uit de Bijbel. Hoe kun jij in deze Veertigdagentijd Gods barmhartigheid laten zien?
Het eerste werk van barmhartigheid dat Jezus noemt is de hongerigen te eten geven. Wat heb je als mens allereerst nodig om te kunnen bestaan en voor je lichaam te zorgen? Dat je te eten hebt en niet omkomt van de honger. Wie brood heeft kan leven, kan verder de toekomst in kijken. En daarmee denken we, nu we richting Pasen gaan, ook aan het brood dat Jezus deelt. Voedsel is ook in onze tijd zo ongelijk verdeeld in de wereld. Op sommige plekken is overgewicht een gevaar voor de volksgezondheid, op andere plekken lijden mensen honger. Maar ook in Nederland zijn er mensen die maar met moeite voor eten op de plank kunnen zorgen. Ondersteuning van de voedselbank blijft helaas hard nodig.
Het tweede werk van barmhartigheid is de dorstigen te drinken geven. Wij hoeven de kraan maar open te draaien om water in ons glas te krijgen, maar voor miljoenen mensen is een groot gebrek aan goed drinkwater de dagelijkse realiteit. Een mens zonder drinken wordt dorstig, raakt uitgeput.
In de Bijbel is dorst vaak ook de dorst naar God. Jezus noemt zichzelf het ‘levend water’. Ook dat is een voorbeeld van de dorstigen te drinken geven: kijken waar mensen droog zijn komen te staan en samen zorgen voor vreugde en plezier.
Het derde werk van barmhartigheid is de naakten kleden. Naakt zijn is vernederend, en zonder kleding ben je weerloos tegen zon en kou. Door de hele Bijbel heen vind je dan ook de oproep te delen van je kleding. Voor ons is het goed om te bedenken wat we doen met kleding die wij niet meer dragen. Zou je daar een ander gelukkig mee kunnen maken?
Het vierde werk van barmhartigheid is de vreemdelingen onderdak bieden en heeft te maken met de gave van de gastvrijheid. In de Bijbel vind je volop verhalen over mensen die hun deur openen voor wie langskomt en voor even een plek zoekt. Ik tref eigenlijk nooit vermoeide en hongerige reizigers aan voor mijn deur. Maar gastvrijheid is natuurlijk breder dan dat. Je kunt ook figuurlijk een schuilplaats zijn voor iemand, wanneer je iemand uitnodigt voor de maaltijd of om samen naar de kerk te gaan. Of wanneer je een kopje koffie aanbiedt en een luisterend oor.
Het vijfde werk van barmhartigheid is de zieken bezoeken. De zieke had een kwetsbare plek in de samenleving in Israël. Mensen liepen er liever met een boog omheen. Niet zelden omdat gedacht werd dat iemand zijn ziekte wel verdiend zou hebben. Zieken waren mensen die aan de rand van de samenleving stonden en die er (even) niet bij hoorden. We kunnen laten weten dat we aan anderen denken, door het brengen van een kaartje of een bosje bloemen.
Het zesde werk van barmhartigheid is de gevangenen bezoeken. We denken dan vrij snel aan mensen die vastzitten in gevangenissen en detentiecentra. Maar je kunt ook op een andere manier gevangen zitten. Gevangen in schulden, verslaving of werk. Waar en hoe je ook gevangen zit, je kunt niet leven in vrijheid. Kennen wij zulke mensen en hoe kunnen wij hen helpen?
Het zevende werk van barmhartigheid is de doden begraven. Wie Matteüs 25 leest, komt deze opdracht niet tegen. Toch is het al snel een van de werken geworden. Ook na de dood draag je zorg voor iemand en bevestig je op die manier zijn bestaan. Je laat zien dat iemand niet vergeten is. Dat kun je doen door een kaarsje voor iemand te branden of bloemen te leggen bij een graf. Ook door het delen van herinneringen, houd je iemand levend. Pasen leert ons steeds weer: de dood heeft niet het laatste woord!
ds. Rianne van der Nagel-Meter